Handleiding voor installatie en bediening van vacuümpompen
2025-12-17 14:00Wat is een vacuümpomp?
Een vacuümpomp is een apparaat dat mechanische, fysische, chemische of fysisch-chemische methoden gebruikt om gas uit een afgesloten ruimte te verwijderen en zo een vacuüm te creëren. Simpel gezegd is het een apparaat dat wordt gebruikt om op verschillende manieren een vacuüm in een afgesloten ruimte te creëren, te verbeteren en te handhaven.
Installatie-instructies
1) Locatie: De pomp moet op een stevige, stabiele ondergrond worden geplaatst met voldoende ruimte eromheen voor inspectie, onderhoud en service.
2) Fundering en trillingsdemping: Zorg ervoor dat de fundering onder de pompvoet waterpas is. Het is aan te raden om trillingsdempende rubberen pads op de vier hoeken van de voet te plaatsen of de pomp met bouten te bevestigen om een soepele, trillingsarme werking te garanderen.
3) Leidingaansluiting: De verbindingsleiding tussen de pomp en het systeem moet betrouwbaar afgedicht zijn.
a: Voor kleinere pompen kan gebruik worden gemaakt van metalen leidingen met oliebestendige rubberen pakkingen.
b: Voor grotere pompen kunnen vacuümslangen worden gebruikt.
c: De pijpdiameter mag niet kleiner zijn dan de diameter van de aanzuigopening van de pomp. Houd leidingen kort met zo min mogelijk bochten.
d:Waarschuwing: Verwijder bij het lassen van leidingen alle lasslakken uit de leiding. Voorkom ten strengste dat slakken in de pompkamer terechtkomen.
4) Hulpcomponenten: Gebruikers kunnen een klep en vacuümmeter boven de pompinlaat installeren om de uiteindelijke druk van de pomp te bewaken.
5) Elektrische aansluiting: Sluit de voeding aan volgens de specificaties op het typeplaatje van de motor. Zorg voor een goede aarding en installeer zekeringen en thermische relais met de juiste waarde.
6) Richtingscontrole: Verwijder vóór de eerste testdraai de aandrijfriem van de motor. Controleer of de draairichting van de pomp overeenkomt met de aangegeven richting op de beschermkap voordat u de pomp in gebruik neemt. Dit voorkomt dat er olie uit de pomp wordt gespoten als gevolg van een omgekeerde draaiing.
7) Koelwater: Voor pompen die koelwater nodig hebben, sluit u de koelwatertoevoer aan zoals aangegeven.
8) Magneetventiel: Als er een magneetventiel bij de pompinlaat is geïnstalleerd, zorg er dan voor dat het tegelijk met de pomp werkt.
9) Uitlaatgassen: Als de uitlaatgassen de werkomgeving beïnvloeden, sluit dan een uitlaatpijp aan om ze af te voeren of installeer een olienevelfilter bij de uitlaatopening.
Gebruiksaanwijzing
1) Sluit de klep boven de pomp.
2) Bij pompen met koelwater, schakel de koelwatertoevoer in.
3) Controle vóór het opstarten (cruciaal): Draai de aandrijfpoelie handmatig een aantal keer in de aangegeven richting om de olie uit de pompkamer in het oliereservoir te laten lopen. Dit helpt voorkomen dat er olie uit de pompkamer spuit tijdens het opstarten.
Vooral in de winter verhoogt een hogere olieviscositeit de startbelasting. Besteed daarom extra aandacht aan deze stap.
4) Opstarten en observeren:
a: Start de motor.
b: Kijk naar het oliepeilglas. Het oliepeil moet zich in het midden bevinden.
Een te hoog oliepeil kan leiden tot olie-uitstoting.
Een te laag oliepeil leidt tot onvoldoende smering en het niet bereiken van de gespecificeerde maximale druk.
c:Raadpleeg het instructieplaatje van de pomp voor de locaties waar u de olie kunt bijvullen en aftappen.
d: Open de klep boven de pomp langzaam om het systeem in werking te stellen.
e:Opmerking: Wanneer de pomp stationair draait, loopt de olie terug in het pomphuis, waardoor het oliepeil in het kijkglas bijna niet zichtbaar is. Het juiste oliepeil wordt tijdens bedrijf bepaald.
5) Koelwater: De temperatuur van het inlaatwater mag niet hoger zijn dan 30 °C. Het temperatuurverschil tussen inlaat en uitlaat mag niet groter zijn dan 3 °C.
6) Lage omgevingstemperatuur (<5°C): Tap de pompolie af, verwarm deze tot 15-30°C en vul hem vervolgens weer bij voordat u de pomp start.
7) Pomptemperatuur: Het verschil tussen de olietemperatuur en de omgevingstemperatuur mag niet meer dan 40 °C bedragen. Indien dit wel het geval is, verbeter dan de ventilatie/warmteafvoer of verhoog de koelwaterstroom.
8) Hoge inlaatgastemperatuur (>40°C): Als de gastemperatuur een te hoge pomptemperatuur veroorzaakt, neem dan maatregelen om het gas te koelen.
9) Reactieve gassen: Als het inlaatgas de pompolie of de pomp zelf kan aantasten, installeer dan een geschikt filter vóór de pompinlaat.
10) Condenseerbare gassen: Bij het verpompen van gassen die kleine hoeveelheden condenseerbare dampen bevatten, dient u na het opstarten de gasballastklep te openen en de pomp ongeveer 30 minuten te laten draaien. Dit verlengt de levensduur van de pompolie.
11) Deeltjes-/stofhoudende gassen: Bij het verpompen van gassen die deeltjes of stof bevatten, dient u een geschikt filter vóór de pompinlaat te installeren.
12) Afsluitprocedure:
a: Sluit de klep boven de pomp om deze van het systeem af te sluiten.
b: Stop de pomp.
c: Draai de gasballastklep vast om olielekkage te voorkomen.
d:Schakel de koelwatertoevoer uit.
e: Bij vriesomstandigheden: Tap al het koelwater uit de pomp af om scheuren in de kamer te voorkomen.
Let op: bovenstaande informatie dient uitsluitend ter referentie. Raadpleeg voor specifieke modellen of series altijd de bijbehorende producthandleiding.